Justitie moet bemiddelaars bij adoptie scherper volgen
Er is meer toezicht nodig op de geldstromen en bemiddelaars bij interlandelijke adoptie, zegt René Hoksbergen. Maar het gaat wel steeds beter in Roemenië....
René Hoksbergen
Het relaas van Roelie Post naar aanleiding van haar ervaringen met adoptie in Roemenië tussen 1999 en 2005 is gedetailleerd, maar ook eenzijdig. Over de erbarmelijke situatie in Roemeense kindertehuizen en de ernstige gevolgen daarvan voor de kinderen zegt ze weinig. Daarnaast is het wel erg kort door de bocht om op basis van ervaringen in één Oost-Europees land een wereldwijd fenomeen als interlandelijke adoptie in zijn geheel in een negatief daglicht te stellen. Daarmee doe je onrecht aan de nu al vele honderdduizenden adoptieouders en hun geadopteerde kinderen. Bovendien gaat het beter in Roemenië. Uit statistische gegevens blijkt dat in 2005 nog slechts twee kinderen voor adoptie naar elders vertrokken, dat er sinds 1998 elk jaar gemiddeld 1.300 kinderen in Roemenië zelf worden geadopteerd en dat het aantal kinderen in kindertehuizen van 57 duizend in 2000, tot 27 duizend in 2006 is gedaald.
‘Interlandelijke adoptie moet stoppen omdat zij criminaliteit uitlokt’, zegt Post vervolgens. En Netwerk liet ons onlangs een schrijnend voorbeeld zien van een gestolen Indiaas kind dat aan een kindertehuis was verkocht en in Nederland werd geadopteerd. Hoe ontstaan dergelijke criminele praktijken? Interlandelijke adoptie is voortgekomen uit het mededogen van mensen, die niet konden aanzien hoe kinderen in tehuizen wegkwijnden, of als verschoppelingen werden behandeld. Vlak na de oorlog betrof het Europese oorlogswezen, daarna kwamen de (gemengdbloedige) Koreaanse en Vietnamese kinderen en in de jaren negentig de slachtoffers van Ceausescu’s politieke beleid.
Gaandeweg bleken er wereldwijd veel kinderen te zijn voor wie buitenlandse adoptie een kans op een normaal gezinsleven bood. In het Westen werd gezinsvorming via adoptie een algemeen aanvaard verschijnsel. Kindertehuizen in de zendende landen kregen de gelegenheid om bijdragen van adoptieouders te vragen, die veel hoger lagen dan ze voor het plaatsen van een kind in eigen land zouden krijgen. Dit heeft in een aantal gevallen criminaliteit in de zendende landen uitgelokt.
Wat moet er gebeuren om interlandelijke adoptie te bevrijden van de geur van gesjoemel? In de eerste plaats ligt de verantwoordelijkheid bij de zendende landen. Zij moeten vaststellen welke bijdrage van buitenlandse adoptieouders aan een kindertehuis redelijk is. Deze bijdrage moet voor alle tehuizen hetzelfde zijn en voor ouders uit alle ontvangende landen gelden. Het tegen elkaar opbieden, waar Post over spreekt, wordt dan uitgesloten.
Daarnaast moet de overheid gedegen controleren of gegevens over afstandsouders kloppen en de afstandsverklaring authentiek is. Geldstromen van en naar instellingen dienen scherp te worden gecontroleerd. In ontvangende landen moet het ministerie van Justitie professionalisering van de bemiddeling verlangen. Het door Nederland in 1998 geratificeerde Haags Adoptieverdrag is een uitgangspunt, maar om uitwassen te voorkomen, is aanscherping nodig van de verplichtingen en eisen aan de bemiddelende organisaties.
.