Dutch adoption annulment case: LJN: BQ6551, Rechtbank Alkmaar , 122127 / FA RK 10-748
Woman born in 1965 and adopted in 1971 requests to have her adoption annulled and with that regain her original position in her biological family. The request was granted by the court of Alkmaar, the Netherlands.
LJN: BQ6551, Rechtbank Alkmaar , 122127 / FA RK 10-748 Print uitspraak
Datum uitspraak: 20-10-2010
Datum publicatie: 31-05-2011
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Herroeping adoptie. Overschrijding van de in artikel 1:231, tweede lid, van het BW gestelde termijn is in de in deze zaak geschetste omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en levert een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Herroeping is in het kennelijk belang van de vrouw. Uit artikel 1:232 van het BW volgt dat door herroeping van de adoptie de familierechtelijke betrekkingen tussen de vrouw en de adoptant en diens bloedverwanten worden verbroken en de familierechtelijke betrekkingen tussen de vrouw en de moeder en haar bloedverwanten van rechtswege weer herleven. De vrouw verkrijgt dus ook van rechtswege de geslachtsnaam van haar moeder.
Vindplaats(en): JPF 2011, 96 m. nt. P. Vlaardingerbroek
Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
HZ
zaak- en rekestnummer: 122127 / FA RK 10-748
datum: 20 oktober 2010
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[DE VROUW],
wonende te [WOONPLAATS DE VROUW],
verzoekende partij,
advocaat: mr. M.J.P. Schipper,
t e g e n :
[DE ADOPTANT],
wonende te [WOONPLAATS DE ADOPTANT],
gerekwestreerde.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de adoptant.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 13 augustus 2010 het verzoekschrift ingekomen strekkende tot:
1. herroeping van de adoptie van de -destijds- minderjarige vrouw door de adoptant;
2. voor recht te verklaren dat de vrouw in een familierechtelijke betrekking staat tot haar biologische moeder, [DE MOEDER] (hierna te noemen: de moeder);
3. te bepalen dat is de vrouw is genaamd: [DE VROUW]
Bij de stukken bevindt zich een referteverklaring waarin adoptant verklaart kennis te hebben genomen van het verzoekschrift van de vrouw en dat hij tegen toewijzing van het verzoek geen bezwaar heeft en dat hij hierop niet door de rechter gehoord hoeft te worden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2010, alwaar is verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Schipper.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De vrouw is op 15 januari 1965 in [GEBOORTEPLAATS DE VROUW] uit de moeder geboren. De identiteit van de vader is onbekend. Bij beschikking van de rechtbank Haarlem van 24 december 1971 is de vrouw geadopteerd door de adoptant en zijn toenmalige echtgenote [NAAM ECHTGENOTE ADOPTANT]. Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 20 maart 1972 zijn de huidige eerste en tweede voornaam van de vrouw toegevoegd.
De vrouw legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag.
Vanaf haar achttiende jaar heeft de vrouw weer contact gekregen met haar moeder. Dit is uitgegroeid tot een zeer innig familiecontact. De vrouw heeft met de moeder vele jaren family life gehad, wat beschermd wordt door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De vrouw heeft in een door haarzelf opgesteld en overgelegd document de relatie tussen haar en de moeder omschreven.
Gaandeweg heeft de vrouw het contact met haar adoptiefouders verloren. De adoptiefouders zijn gescheiden toen de vrouw rond de 20 jaar oud was. De adoptiemoeder is op 18 december 2008 in [WOONPLAATS OVERLIJDEN] overleden.
Met de adoptant heeft de vrouw sedert twintig jaar geen contact meer gehad. De vrouw is van mening dat zij geheel in de familie [FAMILIE 1] thuishoort en niet meer in de familie [FAMILIE 2].
De vrouw heeft aangegeven dat de moeder destijds onder grote druk van haar
-aristocratische- familie haar kind ter adoptie heeft afgestaan, omdat het destijds niet acceptabel was dat er een "bastaard" in de familie kwam. Later is het contact niet alleen met de moeder hersteld, maar ook heeft de vrouw een dierbare band opgebouwd met de zuster van de moeder en de man van de zuster, alsmede de ouders van de moeder. Via de familie van haar vader was de moeder lid van twee familiefondsen met aanzienlijke vermogens die als doelstelling hebben ondersteuning te verlenen aan behoeftige familieleden. Beide fondsen laten statutair als leden alleen wettige afstammelingen van de oorspronkelijke stichters van het fonds toe. Beide fondsen hebben een uitzondering voor de vrouw gemaakt en haar als onvoorwaardelijk lid toegelaten. Ten gevolge van de opvoeding door haar adoptiefouders heeft de vrouw bepaalde kansen in haar leven gemist. De moeder heeft dit gemis voor de vrouw voor een groot deel goed gemaakt. De adoptie is destijds zonder nadere motivering in het kennelijk belang van de vrouw geacht. Thans geldt in de wet het nadere vereiste dat het kind niets meer van zijn ouders te verwachten heeft. De adoptie van de vrouw voldoet op geen enkele wijze aan dit laatste criterium. De vrouw heeft van de moeder wel degelijk alles te verwachten gehad en dit na haar achttiende jaar ook gekregen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het verzoek is gestoeld op artikel 1:231 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In dit artikel is bepaald dat het verzoek tot herroeping van de adoptie ingediend moet worden niet eerder dan twee jaren en niet later dan vijf jaren na de dag, waarop de geadopteerde meerderjarige is geworden. De vrouw was ten tijde van indiening van het verzoek 45 jaar oud. Hiermee is de termijn ruimschoots overschreden. De vrouw heeft als reden hiervoor aangevoerd dat de eerste jaren na haar meerderjarigheid de druk van buiten (van de familie [FAMILIE 2] en omgeving) zodanig groot is geweest, dat dit voor de vrouw een belemmering vormde om dit te doen. Vervolgens heeft zij verdere stappen achterwege gelaten, in de veronderstelling dat dit, gelet op de wettelijke termijn in artikel 1:231 van het BW, niet meer mogelijk was. De moeder is overleden op 28 augustus 2009. Na haar overlijden heeft de vrouw van haar raadsman vernomen dat een beroep op artikel 8 EVRM een herroeping mogelijk zou kunnen maken.
De rechtbank overweegt dat het stellen van termijnen in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging in het family life is in de zin van artikel 8 van het EVRM, nu de in de wet gegeven termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving teneinde de rechtszekerheid te waarborgen en voorts ter bescherming van de belangen van de betrokkenen in de van toepassing zijnde wettelijke bepaling. In artikel 1:231 van het BW gaat het om het belang van de vrouw en dient de genoemde termijn ter bescherming van dit belang. De vrouw behoeft in dit geval geen bescherming, maar heeft er juist belang bij dat de feitelijke familieband tussen haar en de moeder als een familierechtelijke band wordt bevestigd. De vrouw heeft er recht op dat haar biologische afstamming ook juridisch wordt bevestigd. De rechtbank acht toepassing van de in artikel 1:231, tweede lid, van het BW gestelde termijn in de in deze zaak geschetste omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dat de overschrijding van de termijn zeer ruim is doet daar niet aan af. Een verzoek tot herroeping is ongetwijfeld een zeer ingrijpende keuze, die op jonge leeftijd niet zomaar gemaakt kan worden en waarbij niet valt uit te sluiten dat een geadopteerde in die leeftijdsperiode onvoldoende in staat is de reikwijdte van die keuze te overzien. Het opbouwen van familiebetrekkingen met de oorspronkelijke ouder(s) en het afstand nemen tot adoptiefouders kan lange tijd duren en daardoor leiden tot een -lange- termijnoverschrijding. De rechtbank is in dit geval dan ook van oordeel dat toepassing van voornoemde termijn een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM betekent. De rechtbank laat in dit geval de termijn buiten beschouwing. De vrouw is ontvankelijk in haar verzoek.
Gelet op de stukken, de referteverklaring van adoptant en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat herroeping van de adoptie in het kennelijk belang van de vrouw is. De rechtbank is op grond van het vorenstaande in gemoede overtuigd van de redelijkheid van het verzoek.
Met betrekking tot de geslachtsnaam overweegt de rechtbank dat de vrouw bij de adoptie in 1971 de geslachtsnaam van de adoptant heeft gekregen. In artikel 1:5, eerste lid, van het BW is -voor zover hier van toepassing- bepaald dat indien een kind alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, het haar geslachtsnaam heeft. Uit artikel 1:232 van het BW volgt dat door herroeping van de adoptie de familierechtelijke betrekkingen tussen de vrouw en de adoptant en diens bloedverwanten worden verbroken en de familierechtelijke betrekkingen tussen de vrouw en de moeder en haar bloedverwanten van rechtswege weer herleven. De vrouw verkrijgt dus ook van rechtswege de geslachtsnaam [FAMILIE 1]. De overige verzoeken van de vrouw behoeven dan ook geen bespreking.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Herroept de adoptie van:
[DE VROUW], geboren in de [GEBOORTEPLAATS DE VROUW] op [GEBOORTEDATUM DE VROUW],
door:
[DE ADOPTANT].
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2010, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier.
U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht.
Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.