Twee vaders voor adoptief kind onwenselijk
⬤
public
Twee vaders voor adoptief kind onwenselijk
woensdag 27 juni 2007 16:16 'Het mogelijk maken van adoptie voor paren van gelijk geslacht, kan negatieve gevolgen hebben voor de bereidheid van landen van herkomst,' zegt Kamerlid Ed Anker. Uit onderzoek blijkt dat deze landen negatief reageren op adoptie door homo-paren.
Voorstellen met betrekking tot adoptie worden door de fractie van de ChristenUnie altijd met bijzondere belangstelling behandeld. De ChristenUnie is erg gehecht is aan de mogelijkheid van adoptie. De openingen die adoptie biedt aan kinderen en adoptie-ouders op een gezamenlijk gezinsleven, op het geven en ontvangen van liefdevolle zorg, aandacht en opvoeding waardeert mijn fractie hoog.
Adoptie is een vorm van kinderbescherming, om kinderen een eerlijke kans op een goed leven te geven. Tegelijk is het ook een oplossing die uit de aard der zaak nooit een gemakkelijke is. Niet voor niets heeft het heel lang geduurd, tot in de jaren 50, voordat Nederland een adoptieregeling instelde. De band met de oorspronkelijke ouders blijft immers altijd bestaan. Daar moet mee omgegaan worden. Als oorspronkelijke ouder, als nieuwe ouder en niet in de laatste plaats ook als adoptief kind.
Vandaag wordt gedebatteerd over een wetsvoorstel dat wel die bijzondere belangstelling, maar niet diezelfde positieve waardering van de ChristenUnie krijgt. Het wetsvoorstel, wat ons betreft een onplezierige erfenis van het vorige kabinet, borduurt grotendeels voort op de voorstellen die huwelijk en adoptie door personen van gelijk geslacht mogelijk maakten, voorstellen die in september 2000 in dit huis werden besproken. Voorgaande Kamerleden in de fracties van RPF en GPV zagen zich indertijd genoodzaakt tegen deze wetsvoorstellen te stemmen, evenals de fracties van SGP en CDA. Tot onze spijt kon dit echter de aanvaarding van beide voorstellen niet verhinderen. Het standpunt van de ChristenUnie is sindsdien niet veranderd. Nog altijd is de fractie van mening dat adoptie in het belang van het kind beperkt moet blijven tot gezinnen met een vader en een moeder. Nog altijd zien wij ons gesterkt in de conclusie dat de kans van slagen van adoptie het grootst is bij opname door adoptieouders die de biologische ouders van het kind hadden kunnen zijn. En nog altijd vinden wij dat de overheid een volstrekt verkeerd signaal afgeeft door net te doen alsof het helemaal niets uitmaakt of een kind opgroeit in een gezin met een vader en moeder, een één-ouder-gezin of binnen een verhouding tussen twee mannen of twee vrouwen.
Het mogelijk maken van adoptie van buitenlandse kinderen door paren van gelijk geslacht werd indertijd bewust buiten de voorstellen gehouden vanwege de negatieve reacties uit het buitenland. Die zouden immers gevolgen kunnen hebben voor de bereidheid kinderen beschikbaar te stellen voor adoptie door Nederlandse ouders, ook als het gewoon om een man en een vrouw zou gaan. Uit het onderzoek dat met het oog op het huidige voorstel is gedaan blijkt dat de zogenoemde ‘landen van herkomst’ ook nu nog negatief reageren en geen kinderen beschikbaar willen stellen voor adoptie door paren van gelijk geslacht. De grote vrees van mijn fractie is dat deze afwijzende houding van de landen van herkomst zal leiden tot terughoudendheid of zelfs tot het niet langer beschikbaar stellen van kinderen, ook voor adoptie door paren van verschillend geslacht. Die vrees wordt nog vergroot doordat wereldwijd het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor buitenlandse adoptie daalt en ook helpt het bepaald niet dat Nederland in het voorliggende wetsvoorstel frank en vrij een ‘sluiproute’ vergemakkelijkt in de vorm van versnelde één-ouder-adoptie. Landen van herkomst kunnen dit gemakkelijk opvatten als een vorm van misleiding en hieraan vergaande consequenties verbinden.
Het is opmerkelijk dat het kabinet kennelijk de mogelijke negatieve gevolgen van het wetsvoorstel simpelweg voor lief neemt, terwijl nu al duidelijk is dat paren van gelijk geslacht er in feite totaal niet mee geholpen worden. Het lijkt erop dat het gaat om gelijkberechtiging ‘coute que coute’ en dat de belangen van de betrokken kinderen en die van aspirant-adoptieouders daaraan ondergeschikt gemaakt worden. De ChristenUnie ziet zich daarin gesteund door de Raad van State, die in zijn advies termen gebruikte als “weinig zinvol”, “ongewenst”, “afwijken van de grondslag van adoptie” en “gewrongen constructie”
Adoptie is een vorm van kinderbescherming, om kinderen een eerlijke kans op een goed leven te geven. Tegelijk is het ook een oplossing die uit de aard der zaak nooit een gemakkelijke is. Niet voor niets heeft het heel lang geduurd, tot in de jaren 50, voordat Nederland een adoptieregeling instelde. De band met de oorspronkelijke ouders blijft immers altijd bestaan. Daar moet mee omgegaan worden. Als oorspronkelijke ouder, als nieuwe ouder en niet in de laatste plaats ook als adoptief kind.
Vandaag wordt gedebatteerd over een wetsvoorstel dat wel die bijzondere belangstelling, maar niet diezelfde positieve waardering van de ChristenUnie krijgt. Het wetsvoorstel, wat ons betreft een onplezierige erfenis van het vorige kabinet, borduurt grotendeels voort op de voorstellen die huwelijk en adoptie door personen van gelijk geslacht mogelijk maakten, voorstellen die in september 2000 in dit huis werden besproken. Voorgaande Kamerleden in de fracties van RPF en GPV zagen zich indertijd genoodzaakt tegen deze wetsvoorstellen te stemmen, evenals de fracties van SGP en CDA. Tot onze spijt kon dit echter de aanvaarding van beide voorstellen niet verhinderen. Het standpunt van de ChristenUnie is sindsdien niet veranderd. Nog altijd is de fractie van mening dat adoptie in het belang van het kind beperkt moet blijven tot gezinnen met een vader en een moeder. Nog altijd zien wij ons gesterkt in de conclusie dat de kans van slagen van adoptie het grootst is bij opname door adoptieouders die de biologische ouders van het kind hadden kunnen zijn. En nog altijd vinden wij dat de overheid een volstrekt verkeerd signaal afgeeft door net te doen alsof het helemaal niets uitmaakt of een kind opgroeit in een gezin met een vader en moeder, een één-ouder-gezin of binnen een verhouding tussen twee mannen of twee vrouwen.
Het mogelijk maken van adoptie van buitenlandse kinderen door paren van gelijk geslacht werd indertijd bewust buiten de voorstellen gehouden vanwege de negatieve reacties uit het buitenland. Die zouden immers gevolgen kunnen hebben voor de bereidheid kinderen beschikbaar te stellen voor adoptie door Nederlandse ouders, ook als het gewoon om een man en een vrouw zou gaan. Uit het onderzoek dat met het oog op het huidige voorstel is gedaan blijkt dat de zogenoemde ‘landen van herkomst’ ook nu nog negatief reageren en geen kinderen beschikbaar willen stellen voor adoptie door paren van gelijk geslacht. De grote vrees van mijn fractie is dat deze afwijzende houding van de landen van herkomst zal leiden tot terughoudendheid of zelfs tot het niet langer beschikbaar stellen van kinderen, ook voor adoptie door paren van verschillend geslacht. Die vrees wordt nog vergroot doordat wereldwijd het aantal kinderen dat in aanmerking komt voor buitenlandse adoptie daalt en ook helpt het bepaald niet dat Nederland in het voorliggende wetsvoorstel frank en vrij een ‘sluiproute’ vergemakkelijkt in de vorm van versnelde één-ouder-adoptie. Landen van herkomst kunnen dit gemakkelijk opvatten als een vorm van misleiding en hieraan vergaande consequenties verbinden.
Het is opmerkelijk dat het kabinet kennelijk de mogelijke negatieve gevolgen van het wetsvoorstel simpelweg voor lief neemt, terwijl nu al duidelijk is dat paren van gelijk geslacht er in feite totaal niet mee geholpen worden. Het lijkt erop dat het gaat om gelijkberechtiging ‘coute que coute’ en dat de belangen van de betrokken kinderen en die van aspirant-adoptieouders daaraan ondergeschikt gemaakt worden. De ChristenUnie ziet zich daarin gesteund door de Raad van State, die in zijn advies termen gebruikte als “weinig zinvol”, “ongewenst”, “afwijken van de grondslag van adoptie” en “gewrongen constructie”
2007 Jun 27